De Bremer Stadsmuzikanten

De Bremer Stadsmuzikanten zijn vier dieren. Een ezel, hond, kat en haan hebben bij de mensen afgedaan.  De ezel is te oud geworden om op het land te werken. De hond kan geen konijnen meer vangen. De kat zijn tanden zijn versleten om nog langer muizen te grazen te kunnen nemen en de haan heeft geen zin om in de kippensoep te verdwijnen omdat hij de oudste van het pluimvee is.

De dieren willen blijven leven en ze besluiten om naar Bremen af te reizen. Ze willen daar als muzikant door het leven te gaan. De weg naar Bremen is lang. Aangekomen in een groot donker bos besluiten ze te overnachten. De haan klimt in een boom en ziet een huisje. Dat blijkt een rovershol te zijn waar drie rovers wonen. Ze keren zojuist terug met een schatkist vol met geld. De dieren besluiten om voor die rovers hun eerste concert te geven.

De hond springt op de rug van de ezel, de kat op rug van de hond en de haan op de rug van de kat.  De rovers schrikken en vluchten hun huis uit.  De dieren doen zich tegoed aan al het lekkers dat de rovers hebben achtergelaten. Niet lang erna vallen ze in slaap. Als een van de rovers terugkeert krabt de kat bijna zijn ogen uit, de hond bijt hem in zijn been. De ezel geeft hem een trap onder zijn kont en de haan kraait de oren van zijn hoofd. De rovers denken dat hun huis in bezit is genomen door een valse heks en keren nooit meer terug. Of de dieren de volgende dag naar Bremen gaan?