Wat is er veranderd in de theatertechniek de afgelopen 30 jaar

Het geluid

Ik begon met een cassetterecorder met cassettebandjes en de luidsprekers van mijn oude platenspeler. Niet veel later kwam daar een soundmixer voor in de plaats. Hier kon je ook een microfoon op aansluiten. Alleen was de dasspeldmicrofoon niet zo’n groot succes. Toen overgestapt op een mengversterker met dubbelcassettedeck (had soundmixer ook) met voetpedaal en hoofdbeugelmicrofoon die nog met een kabel aan de versterker was verbonden en luidsprekers die afgestemd waren op het vermogen van de versterker. Het dubbele cassettedeck werd vervangen door een minidiscspeler met autopause en voetpedaal. Ik hoefde nu niet zelf meer de cassette te starten en stoppen maar de MD-speler zet zichzelf in pauze stand als het muziekstuk afgespeeld is.

Op dit moment gebruik ik nog steeds een mengversterker. Alleen van een ander merk dan mijn allereerste. Het is mijn derde versterker. Toen ik zag dat een nieuwe zelfde type mengversterker een groot aantal kilo’s lichter was dan ik gebruikte was ik snel om. Minder gewicht een trap op en af hoeven tillen is natuurlijk een wereld van verschil.

Door de opmars van de digitale techniek zag je de MD-speler langzaam naar de achtergrond verdwijnen en worden nu bijna niet meer gemaakt. Dat had ik snel genoeg in de gaten en ben gaan zoeken naar een vervanger die auto pause had. Het bleek een solid state recorder te zijn. Die maakt gebruik van een Compact Flash geheugenkaart. Als zo’n kaart een beetje MB’s heeft past er heel veel muziek op.

Toen ik voor een voorstelling continue windgeruis nodig had en ook muziek moest kunnen afspelen heb ik er een tweede solid state recorder bijgekocht. Ik bedien ze nog steeds met een voetpedaal.

Omdat ik verlost wilde zijn van het vastzitten aan de versterker met een snoer kocht ik een draadloos systeem met headset. Grappig was toen ik hem voor het eerst ging gebruiken acrobatentheater Doublé in dezelfde winkel dezelfde microfoon had gekocht en we allebei op hetzelfde evenement hem in gebruik namen en we over elkaars boxen te horen waren. Opgelost door een ander zendkanaal te kiezen. Het functioneerde een groot aantal jaren probleemloos.  Na een aantal jaar heb ik de microfoon vervangen voor een andere headset microfoon. Een die ze ook bij televisie gebruiken en zo goed klinkt alsof je niet versterkt wordt door een microfoon.

Ook in zenderfrequentieland is het een en ander veranderd. Veel theaters moesten massaal hun zendermicrofoons vervangen omdat de frequentie waarop ze uitzonden niet meer werkte omdat de zenderindeling is veranderd. Ik had geluk dat ik nog niets nieuws hoefde te kopen omdat mijn zender in een stukje van de frequentieband zat dat niet getroffen werd door de verandering. Toen ging het knopje van het zenderkastje (bodypack) stuk en heb ik hem alsnog moeten vervangen. Maar gebruik nog steeds dezelfde type microfoon maar, ook deze is door slijtage al een keer vervangen.

Het Licht

Net als menig andere beginnend poppenspeler ben ik met gewone huis-tuin-en-keuken spots begonnen. Klemspots met een reflectorlamp. Dat volstaat in eerste instantie prima. Met mini wasknijpertjes maakte ik kleurfolie vast aan de lampen om andere kleuren te krijgen. Al snel kocht ik andere klemspots zodat het er wat uniformer uitzag. Mijn vader had een dimmerkastje gemaakt met 4 normale dimmers. Op de achterkant stopcontacten voor de stekkers van de spots, die mijn vader voorzien had van een heel lang snoer.

Bij de start van mijn poppentheater heb ik als een van de eerste investeringen een echte lichtregeltafel met echte theaterdimmers gekocht. Nog steeds met de lampen waarvan mijn vader het snoer had aangepast. Ik heb er een aantal jaren mee gespeeld. Via mijn collega van Toermalijn kwam ik in contact met BEO een lichtbedrijf dat ineens brood zag in de poppenspelers markt. Zij verkochten een lichtsysteem met halogeenspots en een echte lichtcomputer. Mijn eerste professionele lichtinstallatie. Niet alleen ik maar zo’n beetje heel professioneel poppenspelend Nederland maakte gebruik van de spullen van BEO uit Weesp. Een set van 12 spots. Zes voor de kast en zes in de kast. Dat is nu nog steeds zo. Mini-par werd het ook wel genoemd. Par16.

Maar ook hier heeft de techniek niet stilgestaan en ben ik overgestapt over LED spots. Een groot voordeel van deze spots is dat ze niet zo warm worden en je hebt geen kleurfilters meer nodig. Nog een voordeel is dat je tijdens je spel de kleur van de spot kan laten veranderen. Bij de halogeen kon dat niet. Nog een voordeel ten opzichte van mijn begintijd is dat nu alle techniek in de spot zelf zit en ik geen aparte dimmer meer nodig heb. Het scheelt weer in gewicht en spullen die je mee moet nemen. Nog steeds is het wel veel snoeren aansluiten. Wie weet gaat dat in de toekomst ook nog veranderen. Wat onveranderd is gebleven is de lichtcomputer van het Theater Technisch Lab. De Toddler. Daar heb ik er een van versleten. De aan/uit schakelaar had het begeven. Veel collega’s maken ook nog steeds gebruik van de Toddler hoewel hij op termijn vast vervangen gaat worden voor een laptop met lichtregelprogramma of een programma dat zowel je licht als geluid kan regelen.